BESTUURSAANPRAKELIJKHEID

Wie tot het bestuur toetreedt, gaat met de vereniging bij de benoeming tot bestuurder in feite een overeenkomst aan.

Geplaatst door: Rijssenbeek Advocaten

Bestuurdersaansprakelijkheid van de VvE

BESTUURDERSAANPRAKELIJKHEID BIJ DE VVE EN DE C(F)V
In het themanummer: “Functies en bevoegdheden bij de Vereniging van
Eigenaars” werd stilgestaan bij de vraag, welke bevoegdheden met name
de bestuurder van een Vereniging van Eigenaars heeft. Kort gezegd kwam
het er op neer, dat het bestuur van de Vereniging van Eigenaars naast het
beheren van de middelen van de Vereniging ook het uitvoeren van de
besluiten van de Vergadering van Eigenaars tot taak heeft. Onder het
beheer van de middelen wordt in den regel tevens verstaan het
samenstellen van een (ontwerp) begroting, het opstellen van een
onderhoudsplan, het vaststellen van de voorschotbijdragen, het
samenstellen van de financiële stukken, het uitschrijven van Vergaderingen
van Eigenaars en het notuleren daarvan en het begeleiden van
onderhoudswerken. Indien de Vereniging overigens tevens een
administratief beheerder heeft gecontracteerd, ligt dat takenpakket uiteraard
anders.

De bestuursovereenkomst
Wie tot het bestuur toetreedt, gaat met de vereniging bij de benoeming tot
bestuurder in feite een overeenkomst aan. Er zijn evenwel nog steeds
weinig Verenigingen, die de bestuursleden daartoe een contract ter
ondertekening voorleggen. Dat kan tot gevolg hebben, dat tussen partijen
niet (geheel) duidelijk is, wat nu precies wel en wat niet van de bestuurder
wordt verlangd. Daarom verdient het de voorkeur een toetredend
bestuurder een contract te laten ondertekenen, waarbij zijn taken en zijn
eventuele honorarium goed zijn geregeld. Een dergelijke overeenkomst is
bijvoorbeeld de model bestuursovereenkomst (met bijbehorende Algemene
Bepalingen), zoals die wordt verspreid door Consen, de
belangenorganisatie voor beroepsmatige beheerders en bestuurders van
Verenigingen van Eigenaars.

Een dergelijke overeenkomst is te beschouwen als een overeenkomst van
opdracht als bedoeld in artikel 7:400 BW. Op de voet van artikel 7:401 BW
en te dien aanzien verschenen jurisprudentie dient de bestuurder bij zijn
werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer, dat wil zeggen van
een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot in acht te nemen.

De aansprakelijkheid van bestuurders
In beginsel dient elke bestuurder zich er van bewust te zijn, dat wie als
bestuurder zijn taak niet naar behoren vervult of zijn bevoegdheden te
buiten gaat, daarvoor persoonlijk aansprakelijk kan worden gesteld. Zowel
door de Vereniging als door derden. Er moet dan wel schade zijn geleden
en die schade moet het gevolg zijn van het doen of nalaten van de
betreffende bestuurder. De aansprakelijkheid van bestuursleden jegens de Vereniging, dus de interne aansprakelijkheid wordt geregeld in het nader te
noemen artikel 2:9 BW. De aansprakelijkheid van bestuursleden jegens
derden kan voortvloeien uit een door de bestuurder in die hoedanigheid
jegens derden begane onrechtmatige daad.

De Wet Bestuurdersaansprakelijkheid (WBA), welke Wet betrekking heeft
op bijvoorbeeld loonbelasting, omzetbelasting, premies volks- en
werknemersverzekeringen etc., is alleen van toepassing op commerciële
verenigingen, dat wil zeggen verenigingen die een onderneming in de zin
van de Wet op de Vennootschapsbelasting drijven en dus aan de
vennootschapsbelasting zijn onderworpen. De hier besproken verenigingen
zijn dat in de regel niet.

De interne aansprakelijkheid
Titel 9 van Boek 5 BW (het appartementsrecht) rept niet over
bestuurdersaansprakelijkheid. Wèl verwijst artikel 5:124 lid 2 BW naar de
toepassing van gedeelten van de titels 1 en 2 van Boek 2 BW (het gewone
verenigingsrecht), waaronder begrepen artikel 2:9 BW: “elke bestuurder is
tegenover de rechtspersoon gehouden tot een behoorlijke vervulling van de
aan hem opgedragen taak …”.

De literatuur licht toe, dat pas van aansprakelijkheid als in dit artikel bedoeld
sprake is bij een onmiskenbare en duidelijke tekortkoming, een
tekortkoming waarover geen redelijk oordelend en verstandig ondernemer
twijfelt.

De veelvuldige jurisprudentie heeft deze begrippen de laatste jaren verder
uitgewerkt en als standaardnorm vastgelegd, dat een bestuurder op grond
van artikel 2:9 BW pas aansprakelijk is als hem, alle omstandigheden van
het geval in aanmerking genomen, een ernstig verwijt treft. De Hoge Raad
noemt in dat kader een aantal in aanmerking te nemen omstandigheden op,
waarbij aansprakelijkheid van de bestuurder aan de orde zou kunnen
komen: “de aard van de door de rechtspersoon uitgeoefende activiteiten, de
in het algemeen daaruit voortvloeiende risico’s, de taakverdeling binnen het
bestuur, de eventueel voor het bestuur geldende richtlijnen, de gegevens
waarover de bestuurder beschikte of behoorde te beschikken ten tijde van
de aan hem verweten beslissingen of gedragingen, alsmede het inzicht en
de zorgvuldigheid die mogen worden verwacht van een bestuurder die voor
zijn taken berekend is en deze nauwgezet vervult.”

Nadere uitwerking van deze standaardnorm leert, dat in de praktijk voor
daadwerkelijke bestuurdersaansprakelijkheid wel van een bijzonder ernstig
verwijt sprake moet zijn. Zelfs wordt aansluiting gezocht bij het criterium
opzet of bewuste roekeloosheid.

In de praktijk is bijvoorbeeld van zo’n onbehoorlijke vervulling van de
opgedragen taak sprake, indien de bestuurder niet zodanig aantekening van de vermogenstoestand van de vereniging houdt, dat daaruit niet te alle
tijde de rechten en verplichtingen van de vereniging kunnen worden
gekend; of indien de bestuurder voortdurend en bewust de regels van de
reglementen terzijde legt; maar ook indien de bestuurder stelselmatig de
crediteuren van de vereniging niet betaalt, de vorderingen van de
vereniging niet int, het verplichte reservefonds niet in stand houdt, etc.

En bij budgetoverschrijding?
In de meeste (model)reglementen is vastgelegd, dat de bestuurder in
spoedeisende gevallen (bijvoorbeeld lekkage) opdracht kan geven voor het
uitvoeren van reparaties tot een bepaald bedrag, welk bedrag in de akte
van splitsing is aangegeven. Ook is veelal geregeld, dat de bestuurder van
de Vergadering van Eigenaars machtiging nodig heeft om over de gelden
uit het reservefonds te beschikken. Dat zou betekenen, dat de bestuurder
geen mogelijkheden heeft om daadwerkelijk tot reparatie te laten overgaan,
indien de daarmee gemoeide bedragen boven zijn bevoegdheid komen. Dat
zou dus tot een onwerkbare situatie kunnen leiden.

Een ander geval doet zich voor, indien de Vergadering van Eigenaars wèl
heeft besloten om bepaalde onderhouds-, renovatie- en/of andere
(soortgelijke) werkzaamheden binnen een vastgesteld budget te laten
uitvoeren en vervolgens bij de uitvoering van die werkzaamheden blijkt, dat
een al dan niet aanzienlijke overschrijving van het budget noodzakelijk is
om tot een voltooiing van de werkzaamheden te geraken.

Ter zake deze regelmatig in de praktijk voorkomende problemen dient
voorop te worden gesteld, dat vaststelling van de jaarrekening, waarin deze
uitgaven zijn opgenomen, in ieder geval leidt tot impliciete aanvaarding van
de budget- en bevoegdheidsoverschrijding door de bestuurder. Vaststelling
van de jaarrekening heelt dus in feite de “overtredingen” van de bestuurder.
Maar wat, indien de Vergadering van Eigenaars de betreffende jaarrekening
niet vaststelt en de ”overtredingen” niet goedkeurt? Is in dat geval de
bestuurder zondermeer aansprakelijk? Neen: zoals hierboven reeds
uiteengezet dient de bestuurder te handelen als een redelijk bekwaam en
redelijk handelend vakgenoot. Dat betekent, dat de bestuurder enerzijds in
geval van dringende en dwingende situaties daadwerkelijk onverwijld
maatregelen moet nemen, maar anderzijds daarbij bekwaam en redelijk
moet handelen. De bestuurder handelt in die zin, indien hij in die gevallen –
indien aanwezig – overleg pleegt met bijvoorbeeld de technische commissie
en/of andere adviescommissies; maar ook, indien hij voldoet aan de
voorwaarde, dat tenminste twee offertes tevoren zijn aangevraagd en die
offertes – indien zich bijvoorbeeld een groot prijsverschil voordoet – aan
een nadere controle zijn onderworpen en zo nodig daarover nadere
informatie en nadere onderbouwing is verkregen. Zodra de bestuurder
daarbij de nodige zorg betracht en dus de belangen van de
Vereniging voldoende in het oog houdt, kan worden aangenomen, dat de bestuurder voldoende bekwaam en redelijk heeft gehandeld. Immers het resultaat van dat handelen zal steeds zijn, dat de Vereniging niet in een financieel nadeliger positie is komen te verkeren, dan zij zonder dat handelen zou hebben gehad.

De mede-aansprakelijkheid
Het hierboven genoemde artikel 2:9 BW bepaalt tevens, dat, indien het een
aangelegenheid betreft die tot de werkkring van twee of meer bestuurders
behoort, ieder van hen voor het geheel aansprakelijk is ter zake van een
tekortkoming, tenzij deze niet aan hem is te wijten en hij niet nalatig is
geweest in het treffen van maatregelen om de gevolgen daarvan af te
wenden. De bestuurder, die meent, dat hem persoonlijk niets valt aan te
wrijven, kan zich dus van aansprakelijkheid bevrijden. Maar dan zal wèl
moeten blijken, dat die bestuurder inderdaad met die tekortkoming niets had
te maken en dat hij er alles aan heeft gedaan, althans tenminste een zeer
serieuze poging heeft gedaan, om die tekortkoming af te wenden. Een
wettelijke bepaling als deze onderstreept overigens de noodzaak van een
deugdelijke notulering van de Vergaderingen van Eigenaars en van de
bestuursvergaderingen, waaruit in elk geval blijkt, welke besluiten zijn
genomen en wie van de bestuurders ter vergadering aanwezig is geweest.

De décharge
Het bestuur is verplicht de balans en de staat van baten en lasten met
toelichting ter goedkeuring aan de Vergadering van Eigenaars voor te
leggen. Hoewel de wet dit niet regelt, wordt er in de praktijk vanuit gegaan
dat goedkeuring van die balans en de vaststelling van de jaarrekening tot
décharge (ontslag van aansprakelijkheid) van de bestuurders leidt. Indien
dat evenwel niet met zoveel woorden in het Splitsingsreglement is geregeld
– hetgeen veelal het geval is – zal de décharge als afzonderlijk agendapunt
moeten worden opgevoerd. Indien de Vergadering van Eigenaars
vervolgens décharge verleent, heeft het ontslag van aansprakelijkheid
slechts betrekking op hetgeen uit de jaarrekening blijkt, voor zover het
daarin gestelde juist is. De décharge zal derhalve geen betrekking kunnen
hebben op hetgeen in de jaarrekening niet of onjuist is verantwoord. Ten
aanzien daarvan blijft de bestuurder dus gewoon aansprakelijk.
De décharge heeft voorts alleen werking jegens de leden van de Vereniging
en niet jegens derden. Deze derden zijn immers niet gebonden aan de
inhoud van de jaarrekening.

De externe aansprakelijkheid
Als algemene regel geldt, dat een bestuurder, wanneer hij in die
hoedanigheid handelt, niet persoonlijk jegens een derde of jegens de leden aansprakelijk is. Zijn handelen wordt immers aan de Vereniging
toegerekend en dus als een handeling van de Vereniging beschouwd. Het
is de Vereniging, die de door de bestuurder namens de Vereniging gesloten
overeenkomst moet nakomen en die ten opzichte van de leden
schadevergoedingsplichtig is, indien de bestuurder zich aan wanbeleid
schuldig maakt.

Toch kan een bestuurder onder bepaalde omstandigheden persoonlijk
aansprakelijk zijn. Dat zal het geval zijn wanneer een door hem als
bestuurder begane onrechtmatige daad tevens een persoonlijk
onrechtmatige daad oplevert. Uit de jurisprudentie valt af te leiden, dat dat
bijvoorbeeld het geval is, indien de bestuurder met een derde een
overeenkomst aangaat, waarvan hij ten tijde van het aangaan weet, althans
redelijkerwijs behoort te begrijpen, dat de Vereniging die overeenkomst
helemaal niet zal kunnen nakomen. De persoonlijke aansprakelijkheid
bestaat dan daarin dat hij zijn wederpartij hiervan niet in kennis heeft
gesteld. Ook valt te denken aan het regelmatig en bewust terzijde leggen
van de regelgeving van het Splitsingsreglement en het bewust in strijd
handelen met de Wet. Daarbij kan bijvoorbeeld gedacht worden aan het
vervalsen van documenten en het bewust discriminatoir handelen bij het
weigeren van toestemming tot ingebruikneming van een privé-gedeelte. Het
spreekt voor zich, dat het bewijs van dergelijk handelen niet gemakkelijk zal
zijn.

De actie uit onrechtmatige daad kan voorts naast een vordering tot
schadevergoeding ook leiden tot een gebods- en verbodsactie met een
dwangsom, opdat de Vergadering van Eigenaars alsnog een zeker besluit
neemt c.q. in de toekomst een dergelijk besluit niet zal nemen.
Niet te vergeten valt, dat de bestuurder ten opzichte van de wederpartij in
ieder geval ook steeds persoonlijk aansprakelijk is, indien de bestuurder bij
het contracteren van die wederpartij zijn bevoegdheid overschrijdt en die
wederpartij dat niet heeft kunnen c.q. moeten weten. Een voorbeeld: een
bestuurder sluit met een glazenwassersbedrijf een contract voor het wassen
van de ramen voor € 25.000,00 per jaar, terwijl hij voor bedragen boven de
€ 5.000,00 toestemming nodig heeft van de Vergadering van Eigenaars. De
glazenwasser kan in dat geval voor het meerdere boven de € 5.000,00
alléén de bestuurder en dus niet de Vereniging aanspreken; via het
kadaster had hij immers kunnen weten dat de bestuurder tot het aangaan
van zo’n overeenkomst niet bevoegd was. In de meeste gevallen zal het
evenwel niet zover komen, omdat toch de Vereniging de
bevoegdheidsoverschrijding van de bestuurder zal willen helen dan wel de
bestuurder op de kas van de Vereniging regres zal willen halen. Slechts de
gevallen, waarbij onomwonden vaststaat, dat de bestuurder bewust onjuist
heeft gehandeld en de Vereniging voor dat handelen niet (intern of extern)
aansprakelijk is, blijft de persoonlijke vergoedingsplicht van de bestuurder
ten opzichte van de wederpartij bestaan.

De aansprakelijkheid van de leden
Grondregel in het appartementsrecht is, dat het appartementencomplex in
eigendom toebehoort aan de individuele appartementseigenaren
gezamenlijk. De Vereniging van Eigenaars voert daartoe het beheer en
zorgt voor het onderhoud van het complex. Gevolg van deze grondregel is,
dat de individuele appartementseigenaren ook aansprakelijk moeten blijven,
wanneer er onderhoud of renovatie aan het complex wordt uitgevoerd. Het
zijn immers de individuele appartementseigenaren, die van die
werkzaamheden ook het voordeel genieten.

Daarom bepaalt artikel 5:113 lid 5 BW, dat degenen die
appartementseigenaar zijn ten tijde van het ontstaan van een bepaalde
schuld van een Vereniging van Eigenaars, naast de Vereniging van
Eigenaars hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schuld. De onderlinge
bijdrageverhouding is dezelfde als bij externe schulden van de gezamenlijke
appartementseigenaars. Indien de wederpartij van een Vereniging van
Eigenaars dus niet wordt betaald door de Vereniging, heeft die wederpartij
in beginsel altijd verhaal op de individuele appartementseigenaars,
behoudens eventuele persoonlijke aansprakelijkheid van de bestuurder
en/of een of meer leden van de Vereniging, zoals elders in dit artikel
beschreven.

Uiteraard zal de wederpartij overigens steeds eerst verhaal op de kas c.q.
het reservefonds van de Vereniging van Eigenaars zoeken en daar
eventueel ook beslag op leggen. Eerst indien de Vereniging blijkt niet in
staat te zijn de vordering van de wederpartij te betalen, zullen de individuele
appartementseigenaars dus aan bod komen. Een dergelijke situatie zal zich
niet snel voordoen.

Ook is uiteraard het lid van de Vereniging van Eigenaars rechtstreeks ten
opzichte van de wederpartij aansprakelijk, indien dat lid zonder
bevoegdheid daartoe een overeenkomst met die wederpartij sluit en de
Vereniging die overeenkomst niet wil c.q. kan overnemen. Het in eigen
naam handelend lid is dan extern uitsluitend zelf aansprakelijk. Intern
bestaat voor deze appartementseigenaar echter eventueel de mogelijkheid
om de schuld krachtens artikel 5:113 lid 2 BW op de overige eigenaars te
verhalen. Een dergelijke situatie zou zich bijvoorbeeld kunnen voordoen,
indien er bij een Vereniging van Eigenaars een vacature voor de functie van
bestuurder bestaat en er desalniettemin in het geval van een bijzondere
calamiteit werkzaamheden aan het appartementencomplex moeten worden
uitgevoerd, die geen uitstel dulden.

De commissies
De Vergadering van Eigenaars kan besluiten tot het instellen van een of
meer commissies. Te denken valt daarbij aan een huishoudelijke
commissie, een technische commissie, een bestuursadviescommissie, etc.
Niet vaak genoeg onderstreept kan worden, dat deze commissies slechts
advies aan de bestuurder of aan de Vergadering van Eigenaars geven. Zij
kunnen dus niet zelfstandig besluiten nemen, laat staan de Vereniging
hieraan binden, tenzij met (schriftelijke) machtiging van de Vergadering van
Eigenaars. In de praktijk komt het evenwel helaas regelmatig voor, dat een
commissie dan wel een lid van de commissie aan een derde opdrachten
verstrekt etc. Die commissie of dat lid van de commissie moet zich dus er
van bewust zijn, dat zij in dat geval steeds persoonlijk aansprakelijk is,
zolang in ieder geval de Vergadering van Eigenaars dat handelen niet heeft
geheeld.

De Coöperatieve Vereniging
Geheel anders dan bij de Vereniging van Eigenaars zijn de leden van de
Coöperatieve Vereniging niet persoonlijk aansprakelijk voor de schulden
van de Vereniging, noch voor hetgeen de Vereniging doet of nalaat. Ook
niet wanneer een dergelijke bepaling in de statuten is opgenomen. De
statuten kunnen overigens wel bepalen, dat de leden aansprakelijk zijn voor
de tekorten van de Vereniging. De Coöperatieve Vereniging als zodanig is
dus voor haar doen en nalaten aansprakelijk, niet haar leden.
Om aan het benodigde kapitaal te komen om bijvoorbeeld een
appartementencomplex c.q. een serviceflat op te richten, zal de
Coöperatieve Vereniging in de regel door middel van kredieten kapitaal
moeten vergaren. Om aan de kredietverleners enige kredietwaardigheid te
verzekeren, heeft de wet in artikel 2:55 BW bepaald, dat de leden van de
vereniging in geval van vereffening in beginsel onbeperkt aansprakelijk zijn
voor de tekorten van de vereniging. Statutair mag echter van deze
aansprakelijkheidsregeling worden afgeweken, hetgeen in de praktijk bijna
altijd gebeurt. Indien statutair niet van deze aansprakelijkheidsregeling is
afgeweken, moet de Coöperatieve Vereniging aan het slot van haar naam
de letters W.A. (wettelijke aansprakelijkheid) voeren. Indien statutair wèl
wordt afgeweken moet aan het slot van de naam van de Coöperatie de
aanduiding B.A. (beperkte aansprakelijkheid) respectievelijk U.A.
(uitgesloten aansprakelijkheid) worden vermeld. In het laatste geval zijn dus
de leden van de Coöperatie ook ten opzichte van de kredietverleners nooit
aansprakelijk.

Een ander groot verschil met de VvE is, dat het bestuur bij de Coöperatieve
Vereniging naast het uitvoeren van de besluiten van de ledenvergadering
ook zelf beleid voert, waaronder al datgene dat nodig is voor een goed
functioneren van de Vereniging. Dit alles binnen de in de statuten opgenomen doelstelling van de Vereniging en binnen de door de wet en de
statuten aan het bestuur daarbij verleende bevoegdheden. Bij de
Coöperatieve Vereniging heeft het bestuur dus een grote mate van
zelfstandigheid bij de vervulling van haar bestuurstaken.
Ten aanzien van het vraagstuk van de aansprakelijkheid van het bestuur
c.q. de bestuurder bepaalt artikel 2:53a BW, dat ondermeer het hierboven
behandelde artikel 2:9 BW van toepassing is. Datzelfde geldt voor de
hierboven beschreven onrechtmatige daad als bedoeld in artikel 6:162 BW.
Voor wat betreft de eventuele aansprakelijkheid van bestuurders en/of
leden van de Coöperatieve Vereniging is er dus in feite geen verschil met
de aansprakelijkheid bij de VvE, zij het, dat de bestuurders van de
Coöperatieve Vereniging nu eenmaal meer bevoegdheden hebben dan de
bestuurders van een VvE.

De verzekering
De laatste jaren hebben enkele Nederlandse verzekeraars een speciale
bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering voor Vereniging van Eigenaars
en Coöperatieve Verenigingen in het leven geroepen. Gezien de
toenemende claimcultuur kan een dergelijke verzekering in sommige
gevallen zeker soelaas bieden, zeker gezien de geruststellende werking
van de verzekering.

De bestuurder, die zijn vereniging een dergelijke verzekeringsovereenkomst
wil laten sluiten, zal zich dus kunnen indekken voor schade, die hij aanricht
door bijvoorbeeld buiten zijn bevoegdheden te gaan dan wel zijn
bevoegdheden op onzorgvuldige wijze uit te oefenen. Maar ook
bijvoorbeeld voor het geval dat er zich binnen de Vereniging een situatie
voordoet, welke schade tot gevolg heeft en waarvoor de bestuurder de
(eind)verantwoordelijkheid heeft. Te denken valt aan onverwachte
bedrijfsongelukken, onverwachte uitvoeringsfouten, vergissingen bij het
voeren van de administratie, etc. In dat soort gevallen zou de bestuurder
best eens kunnen bewijzen, dat de organisatie van de vereniging goed is
geregeld en dat hij dus niet nalatig is geweest in het treffen van
maatregelen om de gevolgen daarvan af te wenden, doch dat betekent niet
zondermeer, dat hij niet aansprakelijk gesteld kan worden. Steeds betekent
dat in ieder geval, dat hij in een verdedigende positie wordt gedrongen en
dat is vaak buitengewoon onplezierig. In die gevallen, waarbij
verantwoordelijkheid c.q. aansprakelijkheid dus moeilijker kan worden
overzien, is het soms beter om zoveel mogelijk risico’s uit te sluiten en de
Vereniging een bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering te laten afsluiten.
Overigens loopt de bestuurder bij een dergelijke verzekering wel het risico,
dat de verzekeraar in eerste instantie wel de schade aan derden zal
vergoeden maar daarna verhaal zal zoeken op de bestuurder, die niet de
vereiste maatregelen heeft getroffen: in die gevallen blijft de bestuurder dus
sowieso in een onappetijtelijke verdedigende positie.  

Wanneer een vereniging een professionele bestuurder contracteert, is het
voorts van belang bij die professionele bestuurder naar een kopie van het
voorblad van zijn bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering te vragen. Dat
impliceert immers niet alleen bevestiging van schadedekking in sommige
gevallen, maar bovendien, dat de organisatie en werkwijze van die
professionele bestuurder aan een zeker door de verzekeraar vast te stellen
niveau voldoet. In die zin is het bewijs van een dergelijke verzekering
tevens het bewijs van een zekere kwaliteit.

Indien deze professionele bestuurder overigens met een behoorlijke
bestuursovereenkomst werkt (zie hierboven) en zijn aansprakelijkheid
contractueel beperkt, zal de verzekeraar zeker aanzienlijke kortingen op de
verschuldigde premies geven.

Conclusie
Alles overziende dient de soep niet zo heet te worden gegeten als soms
lijkt: de bestuurder die zijn taak op normale wijze en binnen zijn
bevoegdheden uitoefent, zal niet op een hem toerekenbare tekortkoming
c.q. op onbehoorlijk bestuur c.q. op een onrechtmatige daad kunnen
worden betrapt. Slechts de bestuurder, die bewust ernstig fout handelt, zal
in de problemen komen.

Voor nadere informatie over dit onderwerp: mr. N.L. Rijssenbeek en mr.
H.J.G. Braakhuis.

Bedrijvengids Geplaatst door
Rijssenbeek Advocaten

Rijssenbeek Advocaten

Postbus 1219, 6801 BE  ARNHEM

Bedrijvengids Wilt u meer weten?

Vraag vrijblijvend informatie aan.

Reacties Laat een bericht achter
Log in met uw profiel

Om een reactie te kunnen plaatsen heeft u een profiel nodig.

Inloggen
Leeslijst
Wij waarderen uw privacy.
Wij en onze partners gebruiken technologie, zoals cookies, op onze website om advertenties te personalificeren en om verkeer te analyseren. Door op accepteren te klikken gaat u akkoord met ons Privacy & Cookiebeleid.