Ondersplitsingsakte vve 2006
Ondersplitsingsakte vve 2006
Modelreglement bij
ondersplitsing in
appartementsrechten
mei 2006
Modelreglement bij ondersplitsing
in appartementsrechten
Dit reglement is vastgesteld bij akte verleden op 16 mei 2006 voor
mr A.G. Hartman, notaris te Amsterdam.
De akte is ingeschreven bij alle kantoren van de Dienst voor het kadaster
en de openbare registers:
Plaats Deel Nummer Datum
Alkmaar 11575 42 16 mei 2006
Amsterdam 19495 156 16 mei 2006
Arnhem 31063 61 16 mei 2006
Assen 8111 42 16 mei 2006
Breda 15467 185 16 mei 2006
Eindhoven 40533 86 16 mei 2006
Groningen 10333 149 16 mei 2006
Leeuwarden 11253 35 16 mei 2006
Lelystad 2789 32 16 mei 2006
Middelburg 7266 26 16 mei 2006
Roermond 15465 36 16 mei 2006
Rotterdam 40994 138 16 mei 2006
Utrecht 13481 40 16 mei 2006
Zoetermeer 40804 191 16 mei 2006
Zwolle 12780 62 16 mei 2006
Modelreglement ......................................4
A. Definities en algemene bepalingen ...........4
Artikel 1..........................................4
Artikel 2..........................................5
Artikel 3..........................................5
Artikel 4..........................................5
Artikel 5..........................................5
Artikel 6..........................................6
Artikel 7..........................................6
B. Aandelen die door de splitsing ontstaan en
aandelen in de verplichting tot het bijdragen
in de schulden en kosten die voor rekening
van de gezamenlijke eigenaars zijn ...........6
Artikel 8..........................................6
C. Schulden en kosten die voor rekening van
de gezamenlijke eigenaars zijn en baten die
aan de gezamenlijke eigenaars toekomen,
reservefonds en onderhoudsplan ............6
Artikel 9..........................................6
Artikel 10........................................7
D. Jaarlijkse begroting, jaarrekening
en bijdragen .......................................7
Artikel 11........................................7
Artikel 12........................................8
Artikel 13........................................8
Artikel 14........................................9
E. Verzekeringen .....................................9
Artikel 15........................................9
F.
Gebruik, beheer en onderhoud van
de gemeenschappelijke gedeelten
en de gemeenschappelijke zaken ........... 10
Artikel 16...................................... 10
Artikel 17 ...................................... 10
Artikel 18...................................... 11
Artikel 19...................................... 11
Artikel 20...................................... 12
Artikel 21...................................... 12
Artikel 22...................................... 12
Artikel 23...................................... 12
Artikel 24...................................... 13
G. Gebruik, beheer en onderhoud
van de privé gedeelten ........................ 13
Artikel 25...................................... 13
Artikel 26...................................... 13
Artikel 27...................................... 13
Artikel 28...................................... 14
Artikel 29...................................... 14
Artikel 30...................................... 14
Artikel 31...................................... 14
Artikel 32...................................... 15
Artikel 33...................................... 15
H. Het door een eigenaar zelf in gebruik
nemen van zijn privé gedeelte ............... 15
Artikel 34...................................... 15
I.
Het in gebruik geven door een eigenaar
van zijn privé gedeelte aan een gebruiker 15
Artikel 35...................................... 15
Artikel 36...................................... 16
Artikel 37 ...................................... 16
Artikel 38...................................... 16
J.
Ontzegging van het gebruik
van een privé gedeelte ........................ 17
Artikel 39...................................... 17
K. Overdracht van een appartementsrecht .... 17
Artikel 40...................................... 17
L. Overtredingen ................................... 18
Artikel 41...................................... 18
Artikel 41a..................................... 18
M. Oprichting van de vereniging en vaststelling
van de statuten van de vereniging .......... 19
I. Algemene bepalingen ......................... 19
Artikel 42...................................... 19
Artikel 43...................................... 19
Artikel 44...................................... 19
II. De vergadering................................ 19
Artikel 45...................................... 19
Artikel 46...................................... 20
Artikel 47...................................... 20
Artikel 48...................................... 21
Artikel 49...................................... 21
Artikel 50...................................... 21
Artikel 51...................................... 21
Artikel 52...................................... 21
III. Het bestuur
................................... 22
Artikel 53...................................... 22
Artikel 54...................................... 23
Artikel 55...................................... 23
Artikel 56...................................... 24
IV. Raad van commissarissen en commissies. 24
Artikel 57...................................... 24
Artikel 58...................................... 25
N. Huishoudelijk Reglement ..................... 25
Artikel 59...................................... 25
O. Wijziging van de akte
.......................... 25
Artikel 60...................................... 25
P.
Opheffing van de splitsing en
ontbinding van de vereniging . . . . . . . . . . . . . . . . . 26
Artikel 61...................................... 26
Q. Geschillenbeslechting ......................... 26
Artikel 62...................................... 26
R. Onder-ondersplitsing .......................... 26
Artikel 63...................................... 26
S. Slotbepalingen .................................. 26
Artikel 64...................................... 26
Annex ................................................ 27
Bepalingen op te nemen, wanneer het gebruik
van het privé gedeelte afhankelijk wordt gesteld
van de toestemming van het bestuur. .......... 27
Artikel 34...................................... 27
Artikel 34a .................................... 27
Artikel 34b .................................... 28
Artikel 34c .................................... 28
Artikel 38...................................... 28
Modelreglement
A. Definities en algemene bepalingen
Artikel 1
In het reglement wordt verstaan onder:
a.
“akte”: de akte van ondersplitsing, met inbegrip van de tekening als bedoeld in artikel 5:109 tweede
lid van het Burgerlijk Wetboek, van het reglement, alsmede de eventuele wijzigingen en aanvullingen
daarvan;
b.
“akte van hoofdsplitsing”: de akte waarbij het hoofdappartementsrecht is ontstaan, met inbegrip van
de tekening als bedoeld in artikel 5:109 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek, van het reglement van
de hoofdsplitsing, alsmede de eventuele wijzigingen en aanvullingen daarvan;
c.
“beheerder”: een door de vergadering benoemd (rechts)persoon die nader te bepalen taken van het
bestuur uitoefent, zoals het administratief/financieel beheer, het technisch beheer of het bouwkundig
beheer;
d.
“bestuur”: het bestuur van de vereniging als bedoeld in artikel 5:131 van het Burgerlijk Wetboek,
gevormd door één of meer bestuurders;
e.
“boekjaar”: het boekjaar van de vereniging;
f.
“eigenaar”: de gerechtigde tot een (onder)appartementsrecht als bedoeld in artikel 5:106 vijfde lid van
het Burgerlijk Wetboek, waaronder begrepen een erfpachter, opstaller, vruchtgebruiker of gerechtigde
krachtens een recht van gebruik en/of bewoning op een privé gedeelte respectievelijk (onder)appartementsrecht,
tenzij uit de tekst of de strekking van het desbetreffende artikel anders blijkt;
g.
“gebouw”: het gebouw of de gebouwen dat/die in de hoofdsplitsing is/zijn betrokken;
h.
“gebruiker”: degene die als huurder of anderszins, anders dan krachtens een beperkt recht, het gebruik
van het privé gedeelte heeft als bedoeld in artikel 5:120 van het Burgerlijk Wetboek;
i.
“gemeenschap”: het in de ondersplitsing betrokken hoofdappartementsrecht;
j.
“gemeenschappelijke gedeelten”: die gedeelten van het gebouw en/of de grond, voor zover betrokken
in de ondersplitsing, die blijkens de akte niet bestemd zijn of worden om als afzonderlijk geheel te
worden gebruikt;
k.
“gemeenschappelijke zaken”: alle zaken, voor zover betrokken in de ondersplitsing, die bestemd zijn
of worden om door alle eigenaars of een bepaalde groep van eigenaars gebruikt te worden voor zover
niet vallende onder j;
l.
“grond”: (het recht op) de grond die in de ondersplitsing is betrokken;
m.
“hoofdappartementsrecht”: het appartementsrecht dat bij de akte is gesplitst in (onder)appartementsrechten;
n.
“hoofdsplitsing”: de splitsing in appartementsrechten waarbij het hoofdappartementsrecht is ontstaan;
o.
“hoofdvereniging”: de vereniging van eigenaars die is opgericht bij de akte van hoofdsplitsing;
p.
“huishoudelijk reglement”: het huishoudelijk reglement als bedoeld in artikel 59 van het reglement;
q.
“jaarrekening”: de jaarrekening waarin is opgenomen een balans en een exploitatierekening met
toelichting;
r.
“jaarverslag”: het verslag van het bestuur over de gang van zaken in de vereniging en het gevoerde
beleid;
s.
“ondersplitsing”: de bij de akte plaatsgevonden splitsing in (onder)appartementsrechten als bedoeld
in artikel 5:106 derde lid van het Burgerlijk Wetboek;
t.
“privé gedeelte”: het gedeelte of de gedeelten van het gebouw en/of de grond, voor zover betrokken
in de ondersplitsing, dat/die blijkens de akte bestemd is/zijn of worden om als afzonderlijk geheel te
worden gebruikt;
u.
“raad van commissarissen”: de raad van commissarissen als bedoeld in artikel 2:48 juncto artikel 5:135
van het Burgerlijk Wetboek;
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g in apparte m e ntsr echte n | m e i 2006
v.
“reglement”: het reglement van ondersplitsing als bedoeld in de artikelen 5:111 en 5:112 van het
Burgerlijk Wetboek, inhoudende onder meer de statuten van de vereniging en de rechten en plichten
van de (onder)eigenaars;
w.
“reglement van de hoofdsplitsing”: het voor de hoofdsplitsing geldende reglement van splitsing,
inclusief het daarvan eventueel deel uitmakende modelreglement;
x.
“reservefonds”: het reservefonds als bedoeld in artikel 5:126 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek;
y.
“vereniging”: de vereniging van (onder)eigenaars als bedoeld in artikel 5:112 eerste lid onder e en
artikel 5:124 van het Burgerlijk Wetboek;
z.
“vergadering”: de vergadering van (onder)eigenaars als bedoeld in artikel 5:112 tweede lid onder d
en artikel 5:125 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek;
za. “vergadering van de hoofdsplitsing”: de vergadering van eigenaars krachtens de hoofdsplitsing;
zb. “voorzitter”: de voorzitter van de vergadering.
Artikel 2
1.
De eigenaars en de gebruikers moeten zich overeenkomstig de eisen van redelijkheid en billijkheid
jegens elkander gedragen. Iedere eigenaar en gebruiker dient voorts de bepalingen van het reglement,
het eventuele huishoudelijk reglement, de eventuele regels als bedoeld in artikel 5:128 eerste lid van
het Burgerlijk Wetboek, en overige tussen hen krachtens wet of gewoonte bestaande regels voor zover
die op hem betrekking hebben, na te leven.
Het vorenstaande geldt eveneens voor het reglement, het eventuele huishoudelijk reglement en de
eventuele verdere regels van de hoofdsplitsing.
2.
Een eigenaar of gebruiker mag geen onredelijke hinder aan de andere eigenaars en gebruikers of
aan eigenaars of gebruikers van de overige in de hoofdsplitsing betrokken appartementsrechten
toebrengen. Beroepsmatige erotiek is niet toegestaan. Regels ter voorkoming van geluidshinder of
andere vormen van hinder kunnen nader bij huishoudelijk reglement worden vastgesteld.
3.
Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht alle handelingen na te laten waardoor schade kan worden
toegebracht aan de belangen van andere eigenaars en gebruikers, hypotheekhouders en andere
beperkt gerechtigden, ook die van de overige in de hoofdsplitsing betrokken appartementsrechten, of
aan de belangen van de vereniging of de hoofdvereniging. Hij is verplicht alles te doen wat dienstig kan
zijn ter voorkoming van die schade en hij is verplicht voor zover dit redelijk is om maatregelen te dulden
die de strekking hebben bedoelde schade te voorkomen, te beperken dan wel op te heffen.
4.
Iedere eigenaar en gebruiker dient er voor in te staan dat zijn huisgenoten en zijn personeel de in de
vorige leden van dit artikel bedoelde bepalingen en regels zullen naleven.
Artikel 3
Iedere eigenaar en gebruiker is aansprakelijk voor de door hem aan het gebouw, de grond of de gemeenschappelijke
zaken (ook die van de hoofdsplitsing) toegebrachte schade en voor onredelijke hinder voor
zover deze schade of hinder aan hemzelf, aan zijn huisgenoten of zijn personeel kan worden toegerekend.
Hij is verplicht voor zover dit redelijk is maatregelen te nemen of te dulden die de strekking hebben
bedoelde schade of hinder te voorkomen of te beperken.
Artikel 4
Iedere eigenaar en gebruiker is te allen tijde bevoegd en verplicht tot het nemen van maatregelen, die
strekken tot het afwenden van een voor de gemeenschappelijke gedeelten of de gemeenschappelijke zaken
(ook die van de hoofdsplitsing) onmiddellijk dreigend gevaar. Hij is alsdan verplicht het bestuur onverwijld
te waarschuwen.
Artikel 5
In het geval dat in een privé gedeelte belangrijke schade is ontstaan of dreigt te ontstaan of gevaar dreigt
voor ernstige hinder van de andere eigenaars en gebruikers (ook die van de hoofdsplitsing), is iedere
eigenaar en gebruiker verplicht het bestuur onverwijld te waarschuwen en de nodige maatregelen te nemen.
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g in apparte m e ntsr echte n | m e i 2006
Artikel 6
Titel 4 van Boek 5 van het Burgerlijk Wetboek is voor zover mogelijk van overeenkomstige toepassing op de
eigenaars en de gebruikers, met dien verstande dat eventueel daarmee strijdige feitelijke situaties die zich
ten tijde van de splitsing – of, indien dit later is, ten tijde van de oplevering van het gebouw – voordoen door
de eigenaars en gebruikers dienen te worden geduld.
Artikel 7
Een krachtens (huishoudelijk) reglement of besluit van de vergadering en/of van de vergadering van de
hoofdsplitsing toegestane inwendige of uitwendige wijziging van het gebouw mag eerst worden aangebracht
nadat daarvoor de eventueel vereiste publiekrechtelijke vergunning of toestemming is verkregen.
Evenzo mag een krachtens zodanig reglement of besluit toegestaan gebruik van gemeenschappelijke en/of
privé gedeelten eerst worden uitgeoefend, en mag elke andere handeling met betrekking tot het gebouw
en/of de grond eerst worden verricht, nadat daarvoor bedoelde vergunning of toestemming is verkregen.
De rechten voortvloeiende uit een dergelijke publiekrechtelijke vergunning of toestemming mogen niet
worden uitgeoefend als daardoor strijd ontstaat met het in de akte of in de akte van hoofdsplitsing bepaalde.
B. Aandelen die door de splitsing ontstaan en aandelen in de
verplichting tot het bijdragen in de schulden en kosten die
voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn
Artikel 8
1.
Iedere eigenaar is in de gemeenschap gerechtigd voor het nader in de akte te bepalen breukdeel
overeenkomstig de in de akte vermelde grondslag.
2.
De eigenaars zijn voor de in het eerste lid bedoelde breukdelen gerechtigd tot de baten die aan
de gezamenlijke eigenaars toekomen en zijn voor diezelfde breukdelen verplicht bij te dragen in de
schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn.
3.
Indien een recht van erfpacht of opstal in de splitsing is betrokken zal voor de verdeling van de canon/
retributie over de eigenaars gelden hetgeen met de grondeigenaar daarover werd overeengekomen.
4.
De rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de akte van hoofdsplitsing gelden als rechten en
verplichtingen van de eigenaars gezamenlijk in overeenstemming met de bepalingen van het reglement.
C. Schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke
eigenaars zijn en baten die aan de gezamenlijke eigenaars
toekomen, reservefonds en onderhoudsplan
Artikel 9
1.
Tot de schulden en kosten van de gezamenlijke eigenaars als bedoeld in artikel 5:112 eerste lid onder a
van het Burgerlijk Wetboek worden gerekend:
a.
die welke gemaakt zijn in verband met het onderhoud of het gebruik van de gemeenschappelijke
gedeelten of van de gemeenschappelijke zaken of tot het behoud daarvan;
b.
die welke verband houden met noodzakelijke herstelwerkzaamheden, vernieuwingen en
vervangingen van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, voor zover
die ingevolge het reglement of een rechterlijke beslissing als bedoeld in artikel 5:121 van het
Burgerlijk Wetboek niet ten laste komen van bepaalde eigenaars, en voor zover die niet vallen onder
a;
c.
de schulden en kosten van de vereniging;
d.
het bedrag van de schadevergoeding door de gezamenlijke eigenaars als zodanig verschuldigd
aan één van hen of aan een derde;
e.
de gerechtelijke en buitengerechtelijke kosten verbonden aan het optreden als eiser of als verweerder
door of namens de gezamenlijke eigenaars, onverminderd het bepaalde in artikel 13 derde lid;
f.
de premies verschuldigd uit hoofde van de verzekeringen, die door het reglement zijn voorgeschreven
of waartoe ingevolge artikel 15 door de vergadering is besloten;
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g in apparte m e ntsr echte n | m e i 2006
g.
de verschuldigde publiekrechtelijke lasten voor zover geen aanslag is opgelegd aan de
afzonderlijke eigenaars;
h.
de verwarmingskosten in geval het een gemeenschappelijke installatie betreft, waaronder begrepen
de kosten van de warmwaterinstallaties, de brandstofkosten, de elektriciteitskosten, de op de
desbetreffende kosten betrekking hebbende administratie, alsmede, voor zover van toepassing,
de kosten van registratie en de berekening van het warmteverbruik, alles voor zover de eigenaars
daarvoor niet afzonderlijk worden aangeslagen;
i.
de kosten van het waterverbruik voor zover de eigenaars daarvoor niet afzonderlijk worden
aangeslagen;
j.
de bijdragen verschuldigd krachtens het reglement van de hoofdsplitsing;
k.
alle overige schulden en kosten, gemaakt in het belang van de gezamenlijke eigenaars als zodanig,
daaronder begrepen de schulden en kosten die voortvloeien uit besluiten van de vergadering of
van de vergadering van de hoofdsplitsing;
alles voor zover deze schulden en kosten op grond van het bepaalde in het reglement van de
hoofdsplitsing niet ten laste van anderen dan de eigenaars komen.
2.
Tot de baten die aan de gezamenlijke eigenaars toekomen behoren renten en andere opbrengsten
van vermogen, andere aan de gezamenlijke eigenaars als zodanig toekomende baten, alsmede baten
toekomende aan de vereniging, zoals de boeten bedoeld in artikel 41.
Artikel 10
1.
Er moet een reservefonds worden gevormd ter voldoening van de kosten die zijn voorzien in het
onderhoudsplan als bedoeld in het tweede lid en ter voldoening van nietvoorziene
schulden en kosten.
Aan het reservefonds zal geen andere bestemming worden gegeven tenzij krachtens besluit van
de vergadering met overeenkomstige toepassing van het bepaalde in artikel 52 vijfde en zesde lid,
dan wel na opheffing van de splitsing.
2.
Het bestuur is verplicht een onderhoudsplan op te (laten) maken, waarin zijn opgenomen de onderhoudsen
herstelwerkzaamheden en de vernieuwingen die op meer jaren betrekking hebben, met
een schatting van de daaraan verbonden kosten en een gelijkmatige toerekening van die kosten
aan de onderscheiden jaren. Dit meerjarenonderhoudsplan moet afgestemd zijn op het meerjarenonderhoudsplan
van de hoofdvereniging en dit dient te worden opgemaakt voor een door de
vergadering vast te stellen periode van ten minste vijf jaren. Is die periode langer dan vijf jaren dan
moet het plan elke vijf jaar worden herzien.
3.
Het onderhoudsplan als bedoeld in het tweede lid wordt vastgesteld door de vergadering. In het
kader van dit meerjarenonderhoudsplan kunnen binnen het reservefonds bestemmingsreserves
worden gevormd.
4.
Over gelden van het reservefonds kan slechts door de voorzitter van de vergadering en één van
de eigenaars, die daartoe door de vergadering zal worden aangewezen, en na machtiging daartoe
van de vergadering, worden beschikt.
D. Jaarlijkse begroting, jaarrekening en bijdragen
Artikel 11
1.
Voor de aanvang van elk boekjaar legt het bestuur aan de vergadering over een begroting voor dat
boekjaar, in welke begroting de volgende posten duidelijk moeten zijn onderscheiden:
a.
de schulden en kosten als bedoeld in artikel 9 eerste lid;
b.
de aan het desbetreffende boekjaar toe te rekenen bedragen uit hoofde van het onderhoudsplan
als bedoeld in artikel 10 tweede en derde lid;
c.
toevoegingen aan het reservefonds; en
d. de baten bedoeld in artikel 9 tweede lid.
Deze begroting moet zijn afgestemd op de desbetreffende begroting krachtens het reglement van
de hoofdsplitsing.
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g in apparte m e ntsr echte n | m e i 2006
2.
De begroting wordt vastgesteld door de vergadering. Bij het vaststellen van de begroting bepaalt de
vergadering tevens het bedrag dat bij wijze van voorschotbijdragen door de eigenaars verschuldigd is,
alsmede het aandeel van iedere eigenaar daarin, vastgesteld met inachtneming van de verhouding als
is bepaald in artikel 8 tweede lid.
3.
De eigenaars zijn verplicht met ingang van de eerste maand van het desbetreffende boekjaar
maandelijks bij vooruitbetaling één/twaalfde van het bedoelde aandeel aan de vereniging te voldoen,
tenzij de vergadering anders besluit. De betaling van de verschuldigde voorschotbijdrage kan niet
worden verrekend of opgeschort in verband met een (vermeende) vordering op de vereniging of de
gezamenlijke eigenaars.
Zolang door de vergadering niet de voorschotbijdrage voor een boekjaar is vastgesteld, moeten de
eigenaars de laatstelijk vastgestelde voorschotbijdragen voldoen. Deze voorschotbijdragen worden
verrekend met de door de vergadering krachtens het tweede lid van dit artikel vastgestelde voorschotbijdragen.
Een overschot zal aan de eigenaars worden gerestitueerd, een tekort dient binnen één
maand te worden aangezuiverd.
Artikel 12
1.
Na afloop van elk boekjaar maakt het bestuur de jaarrekening en het jaarverslag op. Uit de tot de
jaarrekening behorende balans moet de grootte van het reservefonds blijken. De tot de jaarrekening
behorende exploitatierekening vormt de rekening als bedoeld in artikel 5:112 eerste lid onder b van
het Burgerlijk Wetboek en omvat de baten en lasten over het boekjaar, onderverdeeld in de posten
genoemd in artikel 11 eerste lid.
2.
In de jaarvergadering bedoeld in artikel 45 tweede lid legt het bestuur de jaarrekening ter vaststelling
over aan de vergadering. De jaarrekening wordt ondertekend door de bestuurders en de commissarissen.
Ontbreekt een raad van commissarissen en wordt omtrent de getrouwheid van de stukken aan
de vergadering niet een verklaring overgelegd afkomstig van een accountant bedoeld in artikel 2:393
eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, dan brengt de kascommissie bedoeld in artikel 58 tweede lid ter
vergadering verslag van haar bevindingen omtrent de jaarrekening uit.
3.
Bij het vaststellen van de jaarrekening bepaalt de vergadering tevens de definitieve bijdragen van de
eigenaars, met inachtneming van de verhouding als is bepaald in artikel 8 tweede lid.
4.
Bij de toepassing van het in het derde lid bepaalde treden de definitieve bijdragen in de plaats van de
in artikel 11 tweede lid bedoelde voorschotbijdragen. Indien deze voorschotbijdragen de definitieve
bijdragen te boven gaan, zal het verschil aan de eigenaars worden terugbetaald, tenzij de vergadering
anders besluit. Indien de definitieve bijdragen de voorschotbijdragen te boven gaan, moeten de
eigenaars het tekort binnen een maand na de vaststelling van de exploitatierekening aanzuiveren, tenzij
de vergadering anders besluit.
Artikel 13
1.
Indien een eigenaar het ingevolge artikel 11 en/of artikel 12 door hem aan de vereniging verschuldigde
bedrag niet binnen een maand nadat het bedrag opeisbaar is geworden aan de vereniging heeft
voldaan, is hij zonder dat enige ingebrekestelling is vereist in verzuim en is hij over dat bedrag, van
de datum van opeisbaarheid af, een rente verschuldigd, berekend op basis van de wettelijke rente als
bedoeld in artikel 6:119 van het Burgerlijk Wetboek, met een minimum van tien euro (€
10,–) of zoveel
meer als de vergadering telkenjare mocht vaststellen. Het bestuur is bevoegd dit bedrag te matigen.
Artikel 41 is niet van toepassing.
2.
Indien een eigenaar het bedrag van zijn definitieve bijdrage niet binnen zes maanden na verloop van de
termijn als bedoeld in artikel 12 vierde lid heeft voldaan, wordt zijn schuld omgeslagen over de andere
eigenaars in de onderlinge verhouding als is bepaald in artikel 8 tweede lid, ongeacht de maatregelen
die jegens de nalatige eigenaar kunnen worden genomen en onverminderd recht van verhaal van de
andere eigenaars op eerstgenoemde.
3.
Een eigenaar is verplicht alle door de vereniging gemaakte kosten, die van rechtskundige bijstand
daaronder begrepen, voor het verhalen van het door die eigenaar aan de vereniging verschuldigde,
zowel in als buiten rechte, aan de vereniging te vergoeden.
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g in apparte m e ntsr echte n | m e i 2006
Artikel 14
1.
Voor het geval een appartementsrecht aan meer eigenaars gezamenlijk toebehoort, zijn die eigenaars
hoofdelijk aansprakelijk voor de verplichtingen die uit de gerechtigdheid tot dat appartementsrecht
voortvloeien.
2.
Indien een recht van erfpacht, vruchtgebruik, of van gebruik en/of bewoning op een privé gedeelte
respectievelijk appartementsrecht is gevestigd, treedt de beperkt gerechtigde in de plaats van de
eigenaar ten aanzien van de aansprakelijkheid voor de gezamenlijke schulden en kosten, tenzij bij
de akte van vestiging van het recht anders is bepaald.
E. Verzekeringen
Artikel 15
1.
Met inachtneming van het bepaalde in artikel 15 van het reglement van de hoofdsplitsing is het bestuur
verplicht tot het zonodig aangaan van een aanvullende verzekering tegen water,
storm,
branden
ontploffingsschade. Het bestuur zal tevens een verzekering afsluiten voor de wettelijke aansprakelijkheid
die kan ontstaan voor de vereniging en voor de eigenaars als zodanig. Voorts zal de vergadering
bevoegd zijn te besluiten tot het aangaan van verzekeringen tegen andere gevaren of tegen de
wettelijke aansprakelijkheid van een bestuurder. Indien het een aanvullende verzekering betreft, dient
deze te worden aangegaan bij dezelfde verzekeraar die de verzekering met het bestuur van de hoofdvereniging
is aangegaan.
2.
Het bedrag van de verzekeringen wordt vastgesteld door de vergadering. Het zal wat de opstalverzekering
betreft moeten overeenstemmen met de herbouwkosten van het in de ondersplitsing
betrokken gedeelte van het gebouw. De vraag of deze overeenstemming bestaat, zal periodiek
gecontroleerd moeten worden in overleg met de verzekeraar.
3.
Verzekeringsovereenkomsten worden door het bestuur afgesloten ten name van de vereniging en de
gezamenlijke eigenaars. Het is daartoe, voor zover het betreft de in de eerste zin van het eerste lid
bedoelde verzekeringen, slechts bevoegd indien het bepaalde in het vijfde lid wordt nageleefd.
4.
De eigenaars verbinden zich de uit hoofde van de verzekeringsovereenkomsten als bedoeld in de eerste
zin van het eerste lid uit te keren schadepenningen, indien deze een bedrag gelijk aan één procent van
de verzekerde waarde van het in de ondersplitsing betrokken gedeelte van het gebouw te boven gaan,
te doen plaatsen op een voor de financiering van het herstel van de schade krachtens besluit van de
vergadering door het bestuur te openen afzonderlijke rekening ten name van de vereniging, die de op
deze rekening gestorte gelden zal houden voor de eigenaars. Deze gelden dienen steeds bestemd te
blijven voor het herstel of de wederopbouw, onverminderd artikel 5:136 vierde lid van het Burgerlijk
Wetboek.
In geval van toepassing van het bepaalde in laatstgenoemde artikel zal, indien een eigenaar zich heeft
schuldig gemaakt aan een daad of verzuim welke krachtens de wet of de verzekeringsvoorwaarden
gehele of gedeeltelijke ongehoudenheid van de verzekeraar tot uitkering van de schadepenningen tot
gevolg zou hebben, de uitkering van het aandeel van de desbetreffende eigenaar dienen te geschieden
aan de verzekeraar.
5.
Het bestuur dient ervoor te zorgen, dat de verzekeringsovereenkomsten als bedoeld in de eerste zin
van het eerste lid de volgende clausule bevatten:
“Zolang de eigendom van het hierbij verzekerde gebouw gesplitst is in appartementsrechten, gelden
de volgende aanvullende voorwaarden.
Een daad of verzuim van een eigenaar, welke krachtens de wet of de verzekeringsvoorwaarden gehele
of gedeeltelijke ongehoudenheid van ondergetekenden tot uitkering van de schadepenningen tot
gevolg zou hebben, laat de uit deze polis voortvloeiende rechten onverlet.
Niettemin zal de maatschappij in zodanig geval gerechtigd zijn, mits zij voor de uitkering de wens
daartoe te kennen heeft gegeven, een aandeel in de schadepenningen overeenkomende met het
aandeel waarin de desbetreffende eigenaar in de gemeenschap gerechtigd is, van deze terug te
vorderen. Ingeval van toepassing van artikel 5:136 vierde lid van het Burgerlijk Wetboek zal de uitkering
van het aandeel in bedoeld geval in plaats van aan de eigenaar geschieden aan de maatschappij.
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g in apparte m e ntsr echte n | m e i 2006
Gaat de verschuldigde uitkering een bedrag van elfduizend driehonderd vijfenveertig euro (€
11.345,–)
te boven, dan geschiedt zij op de wijze te bepalen door de vergadering van eigenaars, zulks blijkende
uit een door het bestuur gewaarmerkt afschrift van de notulen van de vergadering.
Door uitkering overeenkomstig de voorwaarden dezer polis zal de maatschappij tegenover alle belanghebbenden
volledig zijn gekweten”.
6.
In geval door de vergadering in overleg met de hoofdvereniging besloten wordt tot herstel of herbouw,
is het bepaalde in artikel 5:136 tweede tot en met vierde lid van het Burgerlijk Wetboek en artikel
5:138 van het Burgerlijk Wetboek van toepassing, met dien verstande dat uitkering van het aan iedere
eigenaar toekomende aandeel in de schadepenningen aan deze, voorzover het bepaalde in het vierde
lid niet van toepassing is, slechts zal kunnen geschieden met toestemming van degenen die op het
desbetreffende appartementsrecht een recht van hypotheek hebben.
7.
Indien de schadepenningen niet toereikend blijken te zijn voor herstel of herbouw, draagt iedere
eigenaar bij in het tekort, in de verhouding als is bepaald in artikel 8 tweede lid, onverminderd het
verhaal op degene die voor de schade aansprakelijk is.
8.
Iedere eigenaar is bevoegd een aanvullende verzekering te sluiten. In het geval van een verandering in
het privé gedeelte als bedoeld in artikel 5:119 van het Burgerlijk Wetboek is het bestuur tot het sluiten
van een aanvullende verzekering verplicht. Iedere eigenaar is verplicht de vereniging onverwijld van een
verandering in het privé gedeelte schriftelijk in kennis te stellen. Leidt de verandering tot een wijziging
van de verzekeringspremie dan komt het verschil voor rekening van de desbetreffende eigenaar.
9.
Leidt het gebruik van een privé gedeelte tot verhoging van de verzekeringspremie, dan komt die
verhoging voor rekening van de desbetreffende eigenaar.
F. Gebruik, beheer en onderhoud van de gemeenschappelijke
gedeelten en de gemeenschappelijke zaken
Artikel 16
1.
De vereniging voert het beheer over – en draagt de zorg voor het onderhoud van – de gemeenschappelijke
gedeelten en de gemeenschappelijke zaken.
2.
Bij huishoudelijk reglement kan het gebruik, het beheer en het onderhoud van de gemeenschappelijke
gedeelten en de gemeenschappelijke zaken nader worden geregeld.
Artikel 17
1.
Tot de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken worden onder meer gerekend,
voor zover aanwezig en vallende onder het hoofdappartementsrecht:
a.
de grond, de funderingen, de dragende muren, de kolommen, het geraamte van het gebouw,
de gevels (daaronder begrepen de gevelbeplatingen en dilataties), de balkonconstructies, de
galerijen, de daken (inclusief de waterkerende lagen), de dakbedekking, de dakkapellen, de schoorstenen,
de rooken
ventilatiekanalen, de vuilstortkokers, de liften
leidingschachten, alsmede de
vloeren en de wanden die de scheiding vormen tussen gemeenschappelijke gedeelten of tussen
(een) gemeenschappelijk(e) gedeelte(n) en (een) privé gedeelte(n) of tussen privé gedeelten;
b.
het heken
traliewerk (voorzover geen privé tuinafscheiding), de borstweringen, de (vlucht)
trappen, de entrees, de hallen, de gangen, de trappenhuizen, de hellingbanen, de algemene
bergingen, de fietsenbergingen, de containerruimten, de ruimten voor de energievoorzieningen,
de liftmachines, de (stads)
verwarminginstallatie en de warmwaterinstallatie (voor zover geen
eigendom van derden), de hydrofoorinstallaties en de vuilcontainers;
c.
de plafonds en overige afwerklagen en de bekleding van de vloeren en de wanden die zich niet
bevinden in een privé gedeelte, alsmede de plafonds en afwerklagen van de vloeren van de
balkons, ook voor zover aanwezig binnen een privé gedeelte;
d.
zowel de raamkozijnen met de glazen ramen en de sponningen als de deurkozijnen met de deuren
en drempels (waaronder zijn begrepen schuifpuien met schuifdeuren) die zich bevinden in de
(al dan niet aan balkons of terrassen grenzende) gevels en/of in de wanden die de scheiding
vormen tussen gemeenschappelijke gedeelten of tussen (een) gemeenschappelijk(e) gedeelte(n)
en een privé gedeelte, alsmede het bij een en ander behorende (standaard) hangen
sluitwerk;
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g i n apparte m e ntsr echte n | m e i 2006 10
e.
de energie besparende voorzieningen in of aan de gemeenschappelijke gedeelten en/of
de gemeenschappelijke zaken;
f.
de installaties met de daarbij behorende leidingen, voorzieningen en overige werken, van:
de
lift(en);
de
hydrofoor/foren;
de
(stads)
verwarming dan wel (gecombineerde) blokverwarming en/of warm watervoorziening,
met inbegrip van de radiatoren, radiatorkranen en warmtemeters in een privé gedeelte (voor
zover geen eigendom van derden);
de
luchtbehandeling en de ventilatie;
de
rooken
branddetectie en de brandbestrijding;
de
bliksembeveiliging of andersoortige centrale aarding;
de
algemene beveiliging;
de
gemeenschappelijke verlichting;
die niet bestemd zijn om uitsluitend te worden gebruikt door de eigenaar of gebruiker van – of niet
uitsluitend dienstbaar zijn aan – één privé gedeelte;
g.
de leidingen voor:
de
afvoer van hemelwater, gootwater en fecaliën, voor zover niet uitsluitend dienstbaar aan
één privé gedeelte;
het
transport van gas, water, elektriciteit en telefoon,
audioen
videosignalen vanaf de
aansluitingen op de dienstleidingen tot aan een meterkast van een privé gedeelte;
h.
de huisbelen
deuropenerinstallatie (centrale panelen voorzien van drukknoppen, intercom,
videofoon, naamkaarthouders) ook voor zover deze zich in de privé gedeelten bevinden, met
de daarbij behorende leidingen, voorzieningen en overige werken, alsmede de brievenbussen;
i.
de overige collectieve voorzieningen.
2.
Tot de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken worden niet gerekend:
a.
de leidingen voor:
de
afvoer van hemelwater, gootwater en fecaliën, voor zover uitsluitend dienstbaar aan één
privé gedeelte;
het
transport van gas, water, elektriciteit en telefoon,
audioen
videosignalen in een privé
gedeelte vanaf de meterkast;
b.
de installaties met de daarbij behorende leidingen, voorzieningen en overige werken voor de
zelfstandige verwarming en koeling van een privé gedeelte;
c.
al die zaken die bestemd zijn om uitsluitend te worden gebruikt door de eigenaar of gebruiker van
– of uitsluitend dienstbaar zijn aan – één privé gedeelte, voor zover niet anders in het reglement
vermeld of met inachtneming van het bepaalde in artikel 18 als zodanig gekwalificeerd.
3.
De in het tweede lid bedoelde zaken maken deel uit van het desbetreffende privé gedeelte.
4.
Op nieuwe gemeenschappelijke gedeelten en zaken, zoals nieuwe gemeenschappelijke installaties,
is het voorgaande van toepassing, met ingang van de dag van aanbrenging daarvan.
Artikel 18
Indien er twijfel bestaat of een gedeelte van het gebouw of de grond waarop het hoofdappartementsrecht
betrekking heeft dan wel een zaak al dan niet tot de gemeenschappelijke gedeelten en/of de gemeenschappelijke
zaken behoort, wordt hierover beslist door de vergadering.
Artikel 19
De vergadering kan besluiten een gemeenschappelijke installatie te verwijderen. Alle bepalingen over
gemeenschappelijke installaties zijn vanaf dat moment ten aanzien van de verwijderde installatie niet meer
van toepassing. Hetzelfde geldt voor andere gemeenschappelijke zaken.
Indien gemeenschappelijke zaken mede betrekking hebben op gemeenschappelijke zaken krachtens
het reglement van de hoofdsplitsing, geldt het vorenstaande uitsluitend indien de hoofdvereniging met
verwijdering instemt.
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g i n apparte m e ntsr echte n | m e i 2006 11
Artikel 20
1.
Iedere eigenaar en gebruiker heeft het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke
zaken volgens de bestemming daarvan. Deze bestemming moet in overeenstemming zijn
met het bepaalde in de akte van hoofdsplitsing.
Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht de nodige zorgvuldigheid in acht te nemen met betrekking tot
de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken, ook wanneer die zich in zijn privé
gedeelte bevinden. Hij mag geen inbreuk maken op het recht van medegebruik van de andere eigenaars
en gebruikers en van de eigenaars en gebruikers van de overige in de hoofdsplitsing betrokken appartementsrechten.
2.
In afwijking van het in de eerste zin van het eerste lid bepaalde kan in het reglement worden bepaald
dat aan de eigenaar van één of meer appartementsrechten niet het gebruik van een bepaald gemeenschappelijk
gedeelte of een bepaalde gemeenschappelijke zaak toekomt. In dat geval behoeft de
desbetreffende eigenaar niet bij te dragen in de schulden en kosten die betrekking hebben op dat
gemeenschappelijke gedeelte of die gemeenschappelijke zaak.
Artikel 21
1.
Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht zich te onthouden van luidruchtigheid, het onnodig verblijf in
de gemeenschappelijke gedeelten, voor zover deze niet voor het verblijf voor korte of lange tijd bestemd
zijn, en het plaatsen van voertuigen of andere voorwerpen op plaatsen die hiervoor niet zijn bestemd.
2.
De wanden en/of plafonds van de gemeenschappelijke gedeelten mogen niet worden gebruikt voor
het ophangen van schilderijen, afbeeldingen of andere voorwerpen, en het aanbrengen van decoraties
en dergelijke.
3.
De vergadering kan tot de in het eerste en tweede lid genoemde handelingen toestemming verlenen.
4.
Uit het oogpunt van veiligheid is het niet toegestaan om op enigerlei wijze de doorgang door de
gemeenschappelijke ruimten, in het bijzonder vluchtwegen, door het plaatsen van voorwerpen of andere
obstakels (voertuigen, vuilniszakken en al of niet verplaatsbare bloembakken daaronder begrepen)
te belemmeren.
Artikel 22
1.
Iedere op,
aan,
onderof
bijbouw zonder voorafgaande toestemming van de vergadering is verboden.
Dit geldt ook als een eigenaar een recht van erfpacht of van opstal wenst te vestigen.
2.
Het zichtbaar aanbrengen in of aan het gebouw van naamborden, reclameaanduidingen, uithangborden,
zonweringen, windschermen, vlaggen, spandoeken, bloembakken, schijnwerpers, (schotel)antennes,
antennes van zendamateurs, luchtbehandelingsen
koelinstallaties en in het algemeen van uitstekende
voorwerpen, alsmede het in het zicht hangen van wasgoed, mag slechts geschieden met toestemming
van de vergadering of volgens regels te bepalen in het huishoudelijk reglement.
3.
De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen veranderingen
aanbrengen in de gemeenschappelijke gedeelten of aan de gemeenschappelijke zaken, ook als deze
zich in privé gedeelten bevinden.
Artikel 23
1.
De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen verandering
aanbrengen, waardoor het architectonisch uiterlijk of de constructie van het gebouw gewijzigd zou
worden. De toestemming kan niet worden verleend indien de hechtheid van het gebouw door de
verandering in gevaar kan worden gebracht.
2.
In afwijking van het in het eerste lid en het derde lid van artikel 22 bepaalde is de eigenaar die
gerechtigd is tot twee of meer direct horizontaal en/of verticaal aan elkaar grenzende privé gedeelten,
na verkregen toestemming van het bestuur, bevoegd om de tussen die privé gedeelten aanwezige
(gemeenschappelijke) scheidingswand(en), respectievelijk (gemeenschappelijke) vloer(en) geheel
of gedeeltelijk te verwijderen en/of – indien zodanige wanden, dan wel vloer(en) (nog) niet zijn
aangebracht – verwijderd te houden, mits deze scheidingswand(en), dan wel vloer(en) geen dragende
functie heeft/hebben in de constructie van het gebouw.
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g i n apparte m e ntsr echte n | m e i 2006 12
Deze bevoegdheid eindigt zodra de eigenaar niet meer gerechtigd is tot de desbetreffende aan
elkaar grenzende privé gedeelten, in welk geval de eigenaar gehouden is de begrenzing van de
desbetreffende privé gedeelten te brengen in de oorspronkelijke toestand door het (her)plaatsen van
de scheidingswand(en) dan wel vloer(en) in een zoveel mogelijk gelijkwaardige technische uitvoering
als de overige scheidingswanden dan wel vloer(en) van genoemde privé gedeelten.
Van het voornemen tot het verwijderen van dergelijke niet dragende scheidingswand(en) dan wel
vloer(en) en in geval van (her)plaatsing, dient het bestuur vooraf door de desbetreffende eigenaar(s)
schriftelijk in kennis te worden gesteld.
Het bestuur kan nadere eisen stellen ten aanzien van het verwijderen van de scheidingswand(en) dan
wel vloer(en) en het (her)
plaatsen ervan voor wat betreft afwerking, kwaliteit en (geluids)
isolatie.
De desbetreffende eigenaar en diens rechtsopvolgers zijn hoofdelijk aansprakelijk voor de nakoming
van het in dit lid bepaalde.
3.
Voor zover de in het tweede lid bedoelde aan elkaar grenzende privé gedeelten bij dezelfde gebruiker
in gebruik zijn, terwijl de desbetreffende appartementsrechten aan twee of meer eigenaars toebehoren,
kan het bestuur ontheffing van de in het tweede lid bedoelde gehoudenheid tot (her)
plaatsing van de
scheidingswand(en) dan wel scheidingsvloer(en) verlenen.
Artikel 24
Toestemmingen en ontheffingen als bedoeld in de artikelen 21, 22 en 23 kunnen uitsluitend worden
verleend na vooraf verkregen goedkeuring van de hoofdvereniging.
Aan een gegeven toestemming of ontheffing kunnen voorwaarden worden verbonden. Toestemmingen
en ontheffingen kunnen worden gewijzigd en worden ingetrokken.
De in de artikelen 21, 22 en 23 bedoelde toestemmingen of ontheffingen mogen niet op onredelijke
gronden worden gewijzigd of worden ingetrokken.
G. Gebruik, beheer en onderhoud van de privé gedeelten
Artikel 25
1.
Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht het privé gedeelte te gebruiken overeenkomstig de daaraan
nader in de akte gegeven bestemming. Deze bestemming moet in overeenstemming zijn met het
bepaalde in de akte van hoofdsplitsing. Een gebruik dat afwijkt van de in de akte nader gegeven
bestemming is slechts geoorloofd met toestemming van de vergadering.
2.
Bij huishoudelijk reglement kan het gebruik, het beheer en het onderhoud van de privé gedeelten nader
worden geregeld.
3.
Het gebruik, het beheer en het onderhoud dient voorts te geschieden met inachtneming van het
bepaalde in het reglement van de hoofdsplitsing.
Artikel 26
1.
De vloerbedekking van de privé gedeelten dient van een zodanige samenstelling te zijn dat contactgeluiden
zo veel mogelijk worden tegengegaan. Met name is het niet toegestaan parket of stenen
vloeren aan te brengen, tenzij dit geschiedt met inachtneming van normen die bij huishoudelijk reglement
of door de vergadering zijn vastgesteld en zodanig dat geen onredelijke hinder kan ontstaan voor de
overige eigenaars en/of gebruikers.
2.
De eigenaars en gebruikers mogen zonder toestemming van de vergadering geen open vuur/haardinstallaties
aanleggen.
3.
Bestaande situaties ten tijde van de splitsing dienen te worden geduld.
Artikel 27
Opslag van andere dan voor normaal huishoudelijk gebruik bestemde (brand)gevaarlijke, ontplofbare
dan wel verontreinigende stoffen en/of materialen is uitsluitend geoorloofd na verkregen schriftelijke
toestemming van het bestuur. Het bestuur kan deze toestemming slechts verlenen zover deze opslag
geschiedt in speciaal daartoe ingerichte opslagkluizen/tanks en deze opslag in verband met verzekering
tijdig is gemeld bij de verzekeraar.
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g i n apparte m e ntsr echte n | m e i 2006 13
De extra verschuldigde premie voor de opstalverzekering als gevolg van het hebben en houden van deze
hiervoor bedoelde stoffen is voor rekening van de desbetreffende eigenaar.
Artikel 28
1.
Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht zijn privé gedeelte behoorlijk te onderhouden. Tot dat
onderhoud behoort met name herstel, vernieuwing en vervanging, het schilder,
behangen
tegelwerk,
het onderhoud van de plafonds en van de afwerklagen van de vloeren met uitzondering van de niet
inpandige balkons, het stucwerk en de privé binnendeuren (waaronder begrepen hangen
sluitwerk),
het schoonhouden en ontstoppen van alle sanitair en leidingen met uitzondering van de leidingen
als bedoeld in artikel 17 eerste lid onder g. Tot dat onderhoud behoort tevens het schilderwerk van
die zijden van deuren en raamkozijnen met glas als bedoeld in artikel 17 eerste lid onder d die zich
in gesloten toestand in het privé gedeelte bevinden.
2.
Iedere eigenaar en gebruiker dient er voor zorg te dragen dat de gemeenschappelijke gedeelten en de
gemeenschappelijke zaken die zich in zijn privé gedeelte bevinden te allen tijde goed bereikbaar zijn.
3.
Indien voor het verrichten van een handeling met betrekking tot een ander privé gedeelte of met
betrekking tot de gemeenschappelijke gedeelten of de gemeenschappelijke zaken, de toegang tot
of het gebruik van een privé gedeelte naar het oordeel van het bestuur noodzakelijk is, is iedere
desbetreffende eigenaar en gebruiker verplicht hiertoe zijn toestemming en medewerking te verlenen.
Eventuele schade die hieruit voortvloeit, wordt door de eigenaar van het andere appartementsrecht
respectievelijk de vereniging vergoed.
4.
Indien wordt besloten tot vervanging of tot herstel van dakbedekking onder de privé terrassen dient
die eigenaar het daarop aanwezige beloopbaar oppervlak (zoals betegeling of kunstgras) voor eigen
rekening te verwijderen en te herstellen. De desbetreffende eigenaar komt mitsdien geen recht op
schadevergoeding toe als hiervoor in het derde lid is bepaald.
5.
De eigenaars en de gebruikers zijn verplicht een bestuurder of de door het bestuur aan te wijzen
personen toegang tot de privé gedeelten te verschaffen, wanneer dit voor de vervulling van de taak
van het bestuur noodzakelijk is.
6.
Glasschade in of aan een privé gedeelte komt voor rekening van iedere betrokken eigenaar en gebruiker
indien en voorzover er geen verzekering bestaat in de zin van artikel 15 of van artikel 15 van het reglement
van de hoofdsplitsing. Indien en voorzover wel een zodanige verzekering bestaat, draagt het bestuur
zorg voor de reparatie.
Artikel 29
Iedere eigenaar en gebruiker is verplicht de gemeenschappelijke technische installaties en de bijbehorende
leidingen en andere gemeenschappelijke zaken als bedoeld in artikel 17 eerste lid te gedogen.
Artikel 30
1.
Alle privé gedeelten, met uitzondering van de zich daarin bevindende gemeenschappelijke gedeelten
en/of gemeenschappelijke zaken (ook die van de hoofdsplitsing), zijn voor rekening en risico van de
betrokken eigenaar.
2.
Het in het eerste lid bepaalde geldt niet voor schade die veroorzaakt is door een evenement dat buiten
de betrokken privé gedeelten heeft plaatsgehad. In dat geval komt de schade aan dat privé gedeelte voor
de eigenaars gezamenlijk, onverminderd hun verhaal op degene die voor de schade aansprakelijk is.
3.
Alle zich in de privé gedeelten bevindende gemeenschappelijke gedeelten en/of gemeenschappelijke
zaken zijn voor rekening en risico van de eigenaars gezamenlijk, onverminderd hun verhaal op degene
die voor de schade aansprakelijk is.
Artikel 31
1.
Iedere eigenaar en gebruiker die recht heeft op het gebruik van een privé gedeelte voor zover bestemd
tot tuin, is verplicht deze voor zijn rekening als tuin aan te leggen en te onderhouden met inachtneming
van de besluiten van de vergadering en van het bepaalde in het huishoudelijk reglement. Hieronder
is begrepen het onderhoud, het herstel, de vernieuwing en de vervanging van erfafscheidingen,
bergruimten en schuren.
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g i n apparte m e ntsr echte n | m e i 2006 14
2.
De privé terrassen en balkons zullen uitsluitend als zodanig mogen worden gebruikt en hierop zullen
nimmer zware plantenbakken/bouwsels, aarde en dergelijke mogen worden aangebracht welke het
draagvermogen van die terrassen, het onderliggende dak en balkons overtreffen, zulks ter voorkoming
van schade aan de balkons, plafonds en daken.
Tevens zullen op de terrassen en balkons geen beplantingen mogen worden aangebracht, waarvan men
redelijkerwijs kan verwachten dat na volgroeiing alsnog het draagvermogen wordt overschreden of dat
die beplanting dusdanig uitgroeit dat de lichtinval van de overige gedeelten niet meer optimaal is.
3.
Het is niet geoorloofd zonder toestemming van de vergadering opgaand hout in de tuin te hebben,
waardoor het uitzicht van de andere eigenaars of gebruikers en het ontvangen van licht en lucht door
de ramen en openingen van het gebouw zouden worden belemmerd. Evenmin is het geoorloofd zonder
deze toestemming auto’s, caravans, schuurtjes, bergingen, dierenhokken, carports, boten, trailers,
tenten en dergelijke in de tuin te plaatsen.
4.
Het is evenmin zonder toestemming van de vergadering geoorloofd tegen de muren planten of heesters
te laten opgroeien tot voorbij vijftig centimeter beneden het laagste raamkozijn van de eerste verdieping
van het gebouw.
Artikel 32
Toestemmingen als bedoeld in de artikelen 25, 26, 27 en 31 kunnen uitsluitend worden verleend na
vooraf verkregen goedkeuring van de hoofdvereniging.
Aan een gegeven toestemming kunnen voorwaarden worden verbonden. Toestemmingen kunnen worden
gewijzigd en worden ingetrokken.
De in de artikelen 25, 26, 27 en 31 bedoelde toestemmingen mogen niet op onredelijke gronden worden
gewijzigd of worden ingetrokken.
Artikel 33
Het in de artikelen 26 tot en met 31 bepaalde kan bij huishoudelijk reglement nader worden geregeld.
H. Het door een eigenaar zelf in gebruik nemen van zijn privé gedeelte
Artikel 34
1.
Iedere eigenaar en gebruiker heeft het recht op uitsluitend gebruik van zijn privé gedeelte.
2.
Een eigenaar behoeft geen toestemming om met zijn huisgenoten zijn privé gedeelte in gebruik te
nemen, of om een tot dusver niet tot zijn huisgenoten behorend persoon bij zich te doen inwonen.
3.
Ten aanzien van het in gebruik geven van een privé gedeelte aan een gebruiker is het in de artikelen 35
tot en met 38 bepaalde van toepassing.
4.
Het gebruik van een privé gedeelte is mede onderworpen aan het bepaalde in het reglement van
de hoofdsplitsing.
I.
Het in gebruik geven door een eigenaar van zijn privé gedeelte
aan een gebruiker
Artikel 35
1.
Een eigenaar kan de aan zijn appartementsrecht verbonden gebruiksrechten door een ander laten
uitoefenen, mits hij er voor zorgdraagt dat die ander het gebruik slechts verkrijgt na ondertekening
van en afgifte aan het bestuur van een in tweevoud opgemaakte en gedagtekende verklaring dat hij
de bepalingen van het reglement en het eventuele huishoudelijk reglement, alsmede eventuele regels
als bedoeld in artikel 5:128 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, voor zover die op een gebruiker
betrekking hebben, zal naleven.
Een eigenaar wordt geacht aan het in dit lid gestelde te hebben voldaan indien het in de vorige zin
van dit lid bepaalde is opgenomen in de overeenkomst waarbij het privé gedeelte met inbegrip van het
medegebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en/of gemeenschappelijke zaken aan een ander
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g i n apparte m e ntsr echte n | m e i 2006 15
wordt verhuurd of op andere wijze in gebruik wordt gegeven en een kopie of een uittreksel van deze
overeenkomst in tweevoud aan het bestuur is ter hand gesteld en deze kopie of dit uittreksel door het
bestuur voor akkoord is ondertekend.
2.
Van de in het eerste lid bedoelde verklaring respectievelijk kopie of uittreksel van de overeenkomst
behoudt zowel de gebruiker als het bestuur een exemplaar.
3.
De in het eerste lid bedoelde verklaring wordt geacht ook betrekking te hebben op besluiten en
bepalingen die eerst na die verklaring worden genomen respectievelijk vastgesteld, tenzij een beroep
op die besluiten en bepalingen jegens de gebruiker in strijd zou zijn met de redelijkheid en billijkheid.
Artikel 5:128 tweede lid van het Burgerlijk Wetboek is van toepassing.
4.
Het bepaalde in de voorgaande leden van dit artikel is niet van toepassing op gebruikers ten tijde van
de totstandkoming van de splitsing, tenzij de kantonrechter op de voet van artikel 5:128 tweede lid
van het Burgerlijk Wetboek anders beslist.
5.
Het bestuur zal de gebruiker van iedere aanvulling of verandering van het reglement of het eventuele
huishoudelijk reglement, alsmede van eventuele regels als bedoeld in artikel 5:128 van het Burgerlijk
Wetboek, op de hoogte stellen.
6.
Niettegenstaande de ingebruikgeving van een privé gedeelte aan een ander, blijft de eigenaar
aansprakelijk voor de verplichtingen die uit het reglement voortvloeien en voor de gedragingen van de
gebruiker van zijn privé gedeelte. De eigenaar en de gebruiker kunnen gezamenlijk schriftelijk aan het
bestuur mededelen dat de door de eigenaar verschuldigde definitieve en voorschotbijdragen door de
gebruiker zullen worden voldaan, onverminderd de verplichtingen van de eigenaar tot betaling.
7.
Waar in dit artikel gesproken wordt over het reglement, het huishoudelijk reglement en de regels als
bedoeld in artikel 5:128 eerste lid van het Burgerlijk Wetboek, worden daaronder mede begrepen het
reglement, het huishoudelijk reglement respectievelijk zodanige regels van de hoofdsplitsing.
Artikel 36
1.
Het bestuur kan te allen tijde verlangen dat de gebruiker zich jegens de vereniging als borg verbindt
voor de eigenaar, en wel voor de betaling van hetgeen laatstgenoemde ingevolge het reglement aan
de vereniging schuldig is of zal worden.
2.
Voormelde borgtocht zal zich slechts uitstrekken tot verplichtingen van de betrokken eigenaar die
opeisbaar worden na het tijdstip waarop per aangetekende brief door het bestuur aan de gebruiker
is medegedeeld dat de vereniging van de in het vorige lid bedoelde bevoegdheid gebruik wenst te
maken. Bovendien zal de gebruiker uit hoofde van de hier bedoelde borgtocht per maand nimmer meer
verschuldigd zijn dan een bedrag, overeenkomende met de geschatte maandelijkse huurwaarde van
het desbetreffende privé gedeelte.
Artikel 37
1.
Een eigenaar is verplicht er voor zorg te dragen, dat zijn privé gedeelte niet betrokken wordt door
iemand die de in artikel 35 bedoelde verklaring niet getekend heeft.
2.
De gebruiker die zonder de in artikel 35 bedoelde verklaring getekend te hebben of zonder de in
artikel 36 bedoelde verplichting te zijn nagekomen een privé gedeelte betrokken heeft dan wel in
gebruik houdt, kan door het bestuur hieruit op kosten van de eigenaar worden verwijderd en hem kan
het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken worden ontzegd.
3.
Indien iemand zonder enige titel een privé gedeelte betrokken heeft, neemt het bestuur tijdig alle
noodzakelijke maatregelen die kunnen leiden tot ontruiming van het privé gedeelte. Ook de eigenaar
is verplicht tot het nemen van maatregelen tot ontruiming.
Het bestuur gaat niet tot ontruiming over dan nadat het de betrokkene tot ontruiming heeft aangemaand.
Aan de betrokkene kan in ieder geval het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke
zaken worden ontzegd.
Artikel 38
De artikelen 35 tot en met 37 zijn van overeenkomstige toepassing op de gebruiker die zijn rechten ontleent
aan een andere gebruiker.
r eg le m e nt b ij o n d e r s plits i n g i n apparte m e ntsr echte n | m e i 2006 16
J. Ontzegging van het gebruik van een privé gedeelte
Artikel 39
1.
Aan de eigenaar die zelf het recht van gebruik uitoefent en die:
a.
de bepalingen van het reglement, het huishoudelijk reglement, de eventuele regels als bedoeld in
artikel 5:128 van het Burgerlijk Wetboek of besluiten van de vergadering niet nakomt of overtreedt;
b.
zich schuldig maakt aan onbehoorlijk gedrag jegens andere eigenaars en/of gebruikers;
c.
door zijn aanwezigheid in het gebouw aanleiding geeft tot ernstige verstoring van de rust in
het gebouw;
d. zijn financiële verplichtingen jegens de vereniging niet nakomt;
kan door de vergadering een waarschuwing worden gegeven dat, indien hij ondanks deze waarschuwing
een of meer van de genoemde gedragingen verricht of voortzet, de vergadering kan overgaan tot de in
het volgende lid bedoelde maatregel.
2.
Worden een of meer van de in het vorige lid bedoelde gedragingen nogmaals gepleegd of worden deze
voortgezet, dan kan de vergadering besluiten tot ontzegging van het gebruik van het privé gedeelte
dat aan de eigenaar toekomt alsmede van het gebruik van de gemeenschappelijke gedeelten en de
gemeens
Om een reactie te kunnen plaatsen heeft u een profiel nodig.
Inloggen